Hoewel de politie er veel aan doet om inbrekers op te pakken, heeft men helaas niet altijd voldoende agenten beschikbaar om inbraak prioriteit te geven. Gelukkig kun je er zelf met verschillende maatregelen voor zorgen dat inbreken in je woning niet makkelijk is. De meeste inbrekers gaan immers voor een snelle buit. En hoe langer ze bezig zijn een woning binnen te komen, hoe groter de kans dat ze het opgeven. Met deze statement trapte Klaas Wilting de ronde tafel discussie af, die Nest organiseerde in het kader van de Nationale Inbraakpreventie Weken. Tijdens deze discussie deelden inbraakexperts hun inzichten met de aanwezige journalisten.
Je hoopt uiteraard dat het je nooit zal overkomen, maar de kans is toch best groot dat er eens in je leven bij je wordt ingebroken. Jaarlijks wordt gemiddeld 65.000 keer melding gemaakt van een woninginbraak in Nederland. Uit diverse onderzoeken blijkt zelfs dat er in elke woning in Nederland eens in de 10 jaar wordt ingebroken! De kans dat het jou overkomt is het grootst in de grote steden, met name in Rotterdam, dat de lijst aanvoert: in deze stad worden per jaar bijna 8.000 inbraken gepleegd. Zorgwekkend is dat woninginbraak een van de weinige criminele activiteiten is die niet daalt. Van het totaal van criminele activiteiten in Nederland, maakt woninginbraak dan ook een steeds groter deel uit.
In de maanden november, december en januari wordt 40 procent meer ingebroken dan in de drie maanden daarvoor, blijkt uit berekeningen van Buurtfacts van RTL Nieuws op basis van gegevens van de politie. Tijdens de feestdagen is het helemaal vaak raak: op geen enkele dag wordt zo vaak ingebroken als op 1 januari. Het is dus de uitgelezen tijd om na te denken over de beveiliging van onze huizen. De moderator van de Nest ronde tafel discussie is Klaas Wilting, voormalig Amsterdams politieman en later hoofd voorlichting van het Korps Amsterdam-Amstelland; een korps met ruim 5000 medewerkers. Hij werd terzijde gestaan door ervaringsdeskundigen Pieter van Eijck, een inbraakpreventie-coach, en Eelco Leemeijer, een voormalig inbreker.
“Een belangrijke taak van de politie is het handhaven van de leefbaarheid en de veiligheid,” stelt Wilting. “Maar er is een probleem: er zijn veel te weinig politiemensen beschikbaar om inbraak effectief tegen te gaan. Zelfs zaken als moord en doodslag blijven daarom vaak tijdelijk op de plank liggen.” Wilting kan zich goed voorstellen dat dit tot woede bij de bevolking leidt. Hoewel de geregistreerde misdaadcijfers dalen, geeft dit een vertekend beeld. Veel mensen doen immers geen aangifte, omdat ze in de veronderstelling verkeren dat er toch niets mee gebeurt en omdat aangifte soms weken in beslag neemt.
De impact van inbraak
De gevolgen van een inbraak zijn vaak groot. Niet alleen kunnen er spullen worden meegenomen, ons huis is ook een plek waar we ons veilig en geborgen willen voelen. Woninginbraak kan een grote impact op ons gevoel van veiligheid hebben. Er zijn vreemden in je huis geweest, ze hebben aan je bezittingen gezeten en misschien zelfs emotioneel waardevolle spullen meegenomen. Wilting stelt dat het erg belangrijk is dat burgers zelf de nodige preventiemaatregelen nemen, omdat de politie kampt met een capaciteitsprobleem. Een voorbeeld van een dergelijke maatregel is het plaatsen van beveiligingscamera’s en goede sloten.
“Achterdeuren zijn vaak makkelijk open te krijgen, omdat hier niet goed op sloten wordt gelet.”
Eelco Leemeijer was zich tijdens zijn carrière als inbreker niet bewust van het leed dat hij aanrichtte bij zijn slachtoffers. “Ik ging alleen maar voor het geld en het goud,” vertelt hij. “Grote apparatuur, zoals videorecorders of grote televisies, liet ik staan, want dat was moeilijk te vervoeren. De meeste mensen bewaren hun waardevolle spullen in de slaapkamer; sieradenkistjes in het nachtkastje, geld tussen de handdoeken, noem maar op. Ik wist precies waar ik moest zoeken en was daarom nooit meer dan twee of drie minuten binnen. Waar ik absoluut niet bij stilstond, was het leed dat ik aanrichtte bij bewoners. Tot ik mensen tegenkwam bij wie er was ingebroken. Door hun verdriet daarover ging het bij mij malen en besloot ik om mensen te gaan helpen door voorlichting te geven.”
Waar kijken inbrekers naar?
Volgens de stichting Nationale Inbraak Preventie Weken (NIPW) heeft een inbreker gemiddeld maar 30 seconden tijd nodig om een woning binnen te dringen. In slechts vijf minuten haalt hij of zij je hele woning leeg. Dat is zeer weinig tijd, dus het is essentieel om goed te begrijpen hoe inbrekers onze huizen binnendringen als we ze willen stoppen.
“Ik liep door de straten en observeerde de woningen,” vertelt Eelco Leemeijer. “Ik kon precies zien waar wel wat te halen viel en waar niet. Als ik bijvoorbeeld een mooie Friese staartklok of een antiek bordje zag hangen, dan wist ik: daar moet ik wezen. Ik had daar een scherpe intuïtie voor, de inboedel zegt heel veel.”
“Dit vertelt ons dat het een vorm van preventie is om ’s avonds bijvoorbeeld je gordijnen dicht te doen,” zegt Wilting. “Maar dat willen wij in Nederland vaak niet.”
“Precies,” beaamt Leemeijer. “Mensen zijn erg nonchalant. Ze gaan lekker op de bank zitten en een filmpje kijken met de gordijnen open en dan kan iedereen zien wat ze zoal in huis hebben. En je wilt niet weten hoe eenvoudig ik vervolgens binnenkwam. Ik gebruikte meestal de Bulgaarse methode. Hierbij wordt het cilinderslot afgebroken. Dit kan bij sloten waarvan de deurplaat er met een schroevendraaier eenvoudig kan worden afgedraaid en vervolgens wordt het cilinderslot dat uitsteekt afgebroken. Heb je zo’n deurplaat met schroefjes: meteen vervangen! Je bent binnen 30 seconden binnen.”
“Er zijn verschillende soorten inbrekers,” voegt Van Eijck toe. “Je hebt gelegenheidsinbrekers en die kijken naar drie dingen: is er wat te halen, is er een vluchtroute en is het makkelijk om binnen te komen? Jonge inbrekers interesseert het ontbreken van een vluchtroute veel minder en die breken ook op verdiepingen van flats in: ze drukken beneden op alle deurbellen, en er zijn dan altijd wel mensen die bijvoorbeeld de postbode verwachten en daarom de centrale voordeur openmaken. Eenmaal in het gebouw is een flatvoordeurslot binnen drie seconden ‘opengeflipperd’: met een creditcard is het schuine sluitstuk zo opzijgeschoven. Daarnaast heb je beroepsinbrekers. Als die naar binnen willen, dan komen ze hoe dan ook binnen, wat voor maatregelen je ook treft.
“De achterzijde van het huis is favoriet bij inbrekers,” stelt Leemeijer. “Achterdeuren zijn vaak makkelijk open te krijgen, omdat hier niet goed op sloten wordt gelet.” Dit wordt bevestigd door de NIPW. Maar liefst 60 procent van de inbrekers verschaft zich toegang tot woningen via deze weg en 36 procent doet dat via de achterdeur. Logisch: de achterzijde van onze woningen is vaak veel minder goed beveiligd dan de voorzijde. Slechts 16 procent van de Nederlanders heeft een goed slot op de achterdeur en in 54 procent van de gevallen zit er hang- en sluitwerk aan de achterzijde van het huis dat relatief makkelijk is open te breken. Bovendien hebben inbrekers aan de achterkant van het huis de beste gelegenheid om ongezien hun werk te doen en is er een veilige vluchtroute voorhanden, bijvoorbeeld via de achtertuinen van buren.
Preventie
Stichting NIPW concludeert dat in verreweg de meeste gevallen de deur wordt opengebroken met een koevoet of een grote schroevendraaier: dit geldt voor 48 procent van de inbraken via de achterdeur en voor 37 procent van de inbraken via de voordeur. Een andere veelvoorkomende methode is het eerdergenoemde ‘flipperen’. Ook populair is het ‘kerntrekken’: daarbij breken inbrekers met een tang de cilinder van het deurslot af en trekken het eruit.
Goede sloten en stevige kozijnen liggen dus voor de hand als inbraakpreventie. Maar wat zijn de technologische mogelijkheden om inbraak tegen te gaan? Een ouderwetse timer op de lamp, suggereert een van de aanwezigen. Of bewegingssensoren om lampen aan te laten springen. Wilting heeft zelf goede ervaringen met een generator die de ruimte met een droge maar dichte mist vult wanneer iemand deze betreedt. Een beveiligingscamera kan ook een goede oplossing zijn, stelt hij, maar dan moet het wel een echte camera zijn. Geoefende inbrekers herkennen een dummy-camera namelijk direct: omdat er geen hitte vanaf komt, vormen zich heel snel spinnenwebben op een dummy. “Een goede, werkende beveiligingscamera kan helpen om inbrekers af te schrikken,” stelt Lionel Guicherd-Callin, Head of Product Marketing Europe bij Nest. Uit opnames van Nest-camera’s blijkt dat een aanzienlijk deel van de inbrekers meteen rechtsomkeert maakt, zodra ze doorkrijgen dat ze gefilmd worden.
Een veilig gevoel
Een inbraak is desastreus voor je gevoel van veiligheid in huis. Nest vroeg mensen dat te beoordelen met een cijfer: dat is gemiddeld een 8,1 voor een inbraak plaatsvindt, en slechts een 5,9 erna. Uit onderzoek van Evema Beveiliging blijkt dat 76% van de mensen last heeft van emotionele gevolgen tot één jaar na een inbraak. Verder komt naar voren dat maar liefst 41% van de mensen onrustig slaapt. Daarnaast is bij 40% het gevoel van veiligheid weg en 29% wordt wakker bij elk geluidje. Volgens Stichting NIPW is de gemiddelde materiele schade van een inbraak €2.650 euro, terwijl de gemiddelde vergoeding door de verzekeraar slechts €1.200 is.
“In meeste gevallen van inbraak kan modern technologie wel degelijk een afschrikwekkende functie hebben en ervoor zorgen dat wij ons veiliger voelen.”
Dat we ons in ons eigen huis veilig voelen, is belangrijk. Maar zijn we daadwerkelijk beter beschermd wanneer we technologische hulpmiddelen installeren? Het lijkt hierbij uit te maken van welk type inbreker sprake is. “Gelegenheidsinbrekers zullen er snel vandoor gaan, zodra ze in de gaten hebben dat ze worden opgenomen. De professionals – mensen met een vooropgezet plan om een bepaald voorwerp te stelen – laten zich er niet door weerhouden. Maar dat is een minderheid,” zegt Van Eijck. “In meeste gevallen van inbraak kan modern technologie wel degelijk een afschrikwekkende functie hebben en ervoor zorgen dat wij ons veiliger voelen.”
Camera’s leggen bovendien steeds vaker materiaal vast dat als bewijsmateriaal voor de politie kan dienen. Zowel de video als de audio zijn belangrijk, volgens Wilting: “Het is heel belangrijk dat de politie niet alleen weet hoe een inbreker eruitziet, maar ook hoe hij klinkt. Maar de politie heeft helaas niet altijd tijd om achteraf wat met dat materiaal te doen. Het is daarom heel belangrijk om eerst 112 te bellen om te kijken of iemand op heterdaad kan worden betrapt. Pas daarna zou ik een indringer via een camera gaan toespreken.”
De conclusie van de dag luidt dat bijna iedere Nederlander erbij gebaat zou zijn om even stil te staan bij de beveiliging van zijn of haar huis – zeker nu het ‘inbrekersseizoen’ weer begint. In veel gevallen hoeven inbrekers immers maar weinig moeite te doen om binnen te komen. En dankzij betaalbare technologische oplossingen kan iedereen goed voorbereid de donkere maanden tegemoet treden.
Oplettende buren helpt ook goed tegen inbraak. Gebruik hier bijvoorbeeld de Veiligebuurt app voor, zo maak je elkaar snel alert en kun je helpen wanneer nodig.